Er is een nieuwe manier om naar slapeloosheid te kijken.
In plaats van alleen naar slaapgerelateerde symptomen te kijken, breidt een nieuw onderzoek uit Nederland zich uit om naar persoonlijkheidskenmerken en emoties te kijken, en ontdekt dat er vijf soorten slapeloosheid zijn.
De bevindingen kunnen de weg vrijmaken voor een beter begrip van de oorzaken van slapeloosheid, evenals de ontwikkeling van meer gepersonaliseerde behandelingen voor de aandoening, aldus de onderzoekers.
Vijf soorten
Slapeloosheid treft naar schatting 10 procent van de bevolking. De belangrijkste symptomen zijn moeilijkheden bij het vallen of in slaap blijven - mensen met de aandoening kunnen bijvoorbeeld lange tijd wakker liggen voordat ze in slaap kunnen vallen, of ze kunnen te vroeg wakker worden en niet meer in slaap kunnen vallen, volgens de Nationale gezondheidsinstellingen.
Maar ondanks vergelijkbare symptomen, kunnen mensen met slapeloosheid sterk variëren in hun reactie op behandeling. Bovendien zijn pogingen om "biomarkers" voor de aandoening te vinden - zoals overeenkomsten in hersenscans van mensen - nutteloos gebleken, aldus de onderzoekers. Deze inconsistenties suggereren dat er meer dan één type slapeloosheid kan zijn.
In een poging om "subtypes" van slapeloosheid te vinden, analyseerden de onderzoekers informatie van meer dan 4.000 mensen die online enquêtes invulden over hun slaapgewoonten en andere eigenschappen als onderdeel van een project genaamd het Nederlands Slaapregister.
Op basis van hun enquêtereacties hadden ongeveer 2000 van deze deelnemers slapeloosheid. (Deze deelnemers scoorden hoog op een slapeloosheidsgerelateerde enquête, maar hadden geen bevestigde diagnose.) Om subtypes te identificeren, gingen de onderzoekers verder dan het kijken naar slaapgerelateerde symptomen en overwogen andere factoren, waaronder persoonlijkheidskenmerken, stemming, emoties en respons op stressvolle gebeurtenissen in het leven.
De auteurs van het onderzoek ontdekten dat deelnemers met slapeloosheid de neiging hadden om in een van de vijf categorieën te passen:
- Type 1: Mensen met type 1-slapeloosheid hadden vaak een hoge mate van angst (wat betekent dat er veel negatieve emoties zoals angst en zorgen zijn) en een laag geluksniveau.
- Type 2: Mensen met slapeloosheid type 2 hadden een matige mate van angst, maar hun niveau van geluk en ervaringen met plezierige emoties waren doorgaans relatief normaal.
- Type 3: Mensen met slapeloosheid type 3 hadden ook een matige mate van angst, maar hadden weinig geluk en verminderde plezierervaringen.
- Type 4: Mensen met type 4-slapeloosheid hadden doorgaans een lage mate van angst, maar hadden de neiging langdurige slapeloosheid te ervaren als reactie op een stressvolle gebeurtenis in het leven.
- Type 5: Mensen met slapeloosheid type 5 hadden ook weinig last van stress en hun slaapstoornis werd niet beïnvloed door stressvolle gebeurtenissen in het leven.
Deze subtypen waren consistent in de tijd: toen deelnemers vijf jaar later opnieuw werden ondervraagd, behielden de meesten hetzelfde subtype.
Persoonlijke behandeling?
De onderzoekers ontdekten ook dat mensen met verschillende slapeloosheid-subtypen verschilden in hun respons op behandeling en hun risico op depressie. Mensen met subtypes 2 en 4 zagen bijvoorbeeld de meeste verbetering in hun slaapsymptomen na inname van een benzodiazepine (een soort kalmeringsmiddel), terwijl mensen met type 3 geen verbetering zagen bij dit type medicijn. Bovendien reageerden mensen met subtype 2 goed op een type gesprekstherapie, cognitieve gedragstherapie genaamd, terwijl mensen met subtype 4 dat niet deden. Mensen met subtype 1 hadden het grootste levenslange risico op depressie.
De bevindingen suggereren dat bepaalde behandelingen voor slapeloosheid het beste werken voor bepaalde subtypes, en toekomstig onderzoek zou dit moeten onderzoeken. Bovendien kan het identificeren van mensen met slapeloosheid die het grootste risico op depressie lopen, leiden tot manieren om depressie in deze groep te helpen voorkomen, aldus de onderzoekers.
In een redactioneel commentaar bij de studie zei Tsuyoshi Kitajima, van de afdeling Psychiatrie van de Fujita Health University School of Medicine in Japan, dat het werk aantoont dat "robuuste subtyping mogelijk is" bij een groep mensen met slapeloosheid.
Kitajima zei echter dat sommige slaapartsen zich zorgen maken over deze subtypen omdat ze grotendeels zijn gebaseerd op factoren die niet direct verband houden met slaap. Maar Kitajima merkte op dat sommige van de subtypen die in de nieuwe studie worden beschreven overeenkomsten vertonen met eerder geaccepteerde (hoewel nu verlaten) categorieën slapeloosheid. Mensen met subtypes 1 en 2 hadden bijvoorbeeld de neiging om al vroeg in hun leven symptomen te ontwikkelen - in de kindertijd of adolescentie. Dit is vergelijkbaar met symptomen die worden gezien bij mensen met zogenaamde "idiopathische slapeloosheid", een traditionele categorie van slapeloosheid waarbij mensen de aandoening vroeg in hun leven ontwikkelen zonder een identificeerbare oorzaak. (Idiopathische slapeloosheid wordt echter niet langer vermeld als een type slapeloosheid in de diagnostische handleiding die bekend staat als de internationale classificatie van slaapstoornissen, derde editie).
Kitajima voegde eraan toe dat het nuttig zou zijn om de bevindingen te bevestigen bij mensen bij wie daadwerkelijk de diagnose slapeloosheid is gesteld.
De auteurs van het onderzoek merkten ook op dat deelnemers zich vrijwillig hadden aangemeld om deel te nemen aan een slaapgerelateerd onderzoek en dat deze groep niet noodzakelijkerwijs representatief is voor de bevolking als geheel. Er kunnen ook nog andere subtypes zijn die nog niet geïdentificeerd zijn.