Toen de planeet Uranus eenmaal was ontdekt, vermoedden astronomen dat er waarschijnlijk meer planeten in het zonnestelsel zijn. De Duitse astronoom Gottfried Galle vond Neptunus precies waar de berekeningen voorspelden dat het zou moeten zijn.
Nu ze wisten dat de methode werkte, gingen astronomen op zoek naar andere planeten buiten Neptunus. Aan het einde van de 19e eeuw begonnen astronomen te vermoeden dat een ander lichaam zowel aan Uranus als aan Neptunus trok, en dus probeerden ze de positie ervan te berekenen en vervolgens op zoek te gaan.
Percival Lowell, een rijke Bostoniaan die het Lowell-observatorium in Flagstaff, Arizona oprichtte, nam die zoektocht op. Hij zocht vanaf 1905 tot aan zijn dood in 1915 en hij vond het nooit.
De klus ging vervolgens over naar een jonge astronoom genaamd Clyde W. Tombaugh - een 22-jarige boerenjongen uit Kansas. Tombaugh staarde het grootste deel van een jaar naar twee fotografische platen die hetzelfde hemelgebied op twee verschillende tijdstippen vastlegden.
Met behulp van een tool die een knippervergelijker wordt genoemd, zette Tombaugh eindelijk beelden op van Pluto die in 1930 bewoog. Het bleek dat Pluto al op eerdere foto's was aangetroffen, maar dat was nog niemand opgevallen.
Als ontdekkers kregen Tombaught en zijn team de eer om Pluto te noemen. Uiteindelijk kozen ze voor de naam Pluto, voorgesteld door een Brits schoolmeisje.