Astronauten praten er niet veel over, maar ongeveer de helft van degenen die in de ruimte vliegen, ervaart Space Adaptation Syndrome (SAS), of ruimtieziekte, waaronder misselijkheid, duizeligheid, visuele illusies en hoofdpijn. Het laatste wat een ruimtevlucht nodig heeft, is een gewelddadig zieke commandant of piloot tijdens belangrijke manoeuvres zoals aanmeren in het ruimtestation, of een ruimtewandelaar die de Technicolor Yawn in zijn helm doet. Onderzoekers hebben vastgesteld dat SAS niet zozeer wordt veroorzaakt door de gewichtloosheid die in de ruimte wordt ervaren, maar meer doordat het lichaam zich aanpast aan een andere zwaartekracht. Een Nederlandse PhD-student die SAS bestudeert, denkt dat ze mogelijk een op de grond gebaseerde methode heeft ontwikkeld voor het identificeren van mensen die aan ruimteziekte lijden, na haar onderzoek waarin ze proefpersonen in een centrifuge ronddraaide.
Tot nu toe kon niemand bepalen welke astronauten SAS zouden ervaren. Het kan doorgewinterde piloten-gedraaide astronauten treffen die beweren immuun te zijn voor reisziekte, en bovendien kunnen astronauten met een frequent flyer SAS op één missie ervaren, maar niet op een andere, terwijl sommige beginnende astronauten symptoomvrij zijn.
Maar Suzanne Nooij zegt dat haar onderzoek aantoont dat een astronaut die onder microzwaartekrachtsomstandigheden ruimteziek zal worden, er ook last van zal krijgen nadat hij ongeveer een uur lang krachtig op 3G is gecentrifugeerd. Het draaien aan die kracht is voor die tijd enigszins gemakkelijk te verdragen, maar Nooij zegt, als je vatbaar bent voor SAS, zal je kotsen zodra je uit de centrifuge komt.
Nooij richtte haar onderzoek op het evenwichtsorgaan, het gebied in het binnenoor van halfronde, voor rotatie gevoelige kanalen, en 'otolieten', sacculen in het oor die gevoelig zijn voor lineaire versnelling. Eerder onderzoek suggereert dat een verschil tussen het functioneren van de linker en rechter otoliet bijdraagt aan de vatbaarheid voor ziekte bij astronauten. Als dit het geval is, moet dit ook gelden na langdurige rotatie.
Nooij testte deze otolith asymmetriehypothese. De otoliet- en halfcirkelvormige kanalenfuncties aan beide zijden werden gemeten bij vijftien proefpersonen waarvan bekend is dat ze vatbaar zijn voor ruimtieziekte. Degenen die na rotatie aan ruimteziekte leden, bleken een hoge otolith asymmetrie en gevoeliger otolith en kanaalsystemen te hebben. Deze mensen konden niet alleen op basis van deze asymmetrie als gevoelig of niet-gevoelig worden geclassificeerd, maar wel op basis van een combinatie van verschillende otolieten en kanaalkenmerken. Dit toont aan dat het hele evenwichtsorgaan betrokken is bij ruimteziekte en dat het waarschijnlijk complexe interacties met zich meebrengt tussen de verschillende delen van het evenwichtsorgaan.
Hoewel onderzoekers hier nog geen remedie voor kunnen vinden, zou eerdere kennis van de gevoeligheid van een ruimtevlieger voor SAS preventieve maatregelen mogelijk maken, zoals het innemen van reisziekte, het beperken van voedselinname en het vermijden van snelle hoofdbewegingen.
Hoewel Nooij geen astronaut is, is haar promotor aan de TU Delft Wubbo Ockels, de eerste Nederlander in de ruimte in 1986, die leed aan SAS.
Originele nieuwsbronnen: Physorg, The Register